De naam Art Deco is een afkorting van de naam van de in 1925 in Parijs gehouden internationale tentoonstelling "L' Exposition Internationale des Arts Decoratifs et Industriëls Modernes", waar de nieuwe vormentaal voor het eerst aan een internationaal publiek werd getoond. De stijl is in Parijs ontstaan, maar Art Deco is mondiaal toegepast. De bloeiperiode van de Art Deco ligt over het algemeen tussen 1920 en 1930, de Engelsen noemen deze periode ook wel de "Roaring Twenties". De Art Deco is in twee stromingen te verdelen.
In de eerste plaats zijn daar de vrij strakke, kostbaar uitgevoerde ontwerpen, gemaakt uit natuurlijke- soms exotische- materialen en vaak ook op de ambachtelijke wijze vervaardigd. Dit kan de traditionalistische Art Deco genoemd worden, omdat de ontwerpers bij voorkeur details en technieken uit het verleden toepasten.
De tweede stroming kan de moderne Art Deco genoemd worden, alhoewel de producten ervan meestal worden beschreven bij het stalen(buis)meubel, bij het Bauhaus en bij de Stijlbeweging, want de "modernen" wezen namelijk alle vormen en technieken uit het verleden resoluut af. Zij lieten hun strak vormgegeven, eenvoudige meubelen uit eigentijdse materialen vervaardigen als stalen buis, verchroomd plaatstaal, ijzer of gelamineerd hout.
Beroemde architecten, zoals de Schot C.R. Mackintosh en de Amerikaanse architect F.L. Wright stonden aan de basis van de Art Deco met hun vormentaal. Daarnaast is er echter ook sprake van beïnvloeding van de Afrikaanse kunst en kubistische schilderkunst. De gestileerde vaak geometrische motieven vinden hun oorsprong in netgenoemde kunsten.
De sprekende kleuren van de Art Deco zijn wellicht geïnspireerd op de decors en kostuums, die werden gebruikt in de Russische balletten, die al vanaf 1909 in Parijs een ware sensatie veroorzaakte. Artistiek leider Serge Diaghilev schreef heldere primaire kleuren voor, toegepast in contrast met elkaar. Bijvoorbeeld rood, zwart, goud of zilver, maar ook hardgroen, oranje of turquoise.
Een absoluut hoogtepunt uit de Art Deco-periode is het in 1928 gebouwde Chrysler gebouw te New York. Ook de inrichting geschiedde geheel in stijl en vormde een ensemble, alles was tot in de kleinste details op elkaar afgestemd.
Beroemde Meubelontwerpers:
De meest begaafde Franse Art Deco ontwerper was Jacques Emile Rühlemann (1879-1933). Het meubilair waar Rühlmann door beroemd is geworden, kenmerkt zich door het toepassen van dure materialen als ivoor en parelmoer en exotische houtsoorten. Begrijpelijk is dat alleen welgestelden dit meubilair konden bekostigen. Vermeldenswaardigs is de uit Ierland afkomstige Eileen Gray (1879-1976). Zij is heden ten dage voornamelijk bekend door haar stalen buismeubelen.
Art Deco in Nederland
Ook in de Nederlandse versie van Art Deco zijn twee richtingen te onderscheiden. De 'versierende' richting wordt in de bouw- en meubelkunst aangeduid met de term "Amsterdamse school". Daarmee wordt de grillig vormgegeven architectuur bedoeld die in Amsterdam is ontstaan en al spoedig door velen - ook buiten Amsterdam- werd nagevolgd. De zakelijke functionele richting wordt vaak aangeduid met "Haagse School".
De Amsterdamse school kenmerkt zich door een overdaad aan vormen waarbij de parabool en het trapezium veel voorkomen. Een fraai voorbeeld van een Art Deco interieur als ensemble is het Amsterdamse Tuschinski theater of het Scheepvaarthuis. De meest representatieve meubelen van de Amsterdamse schoolstijl werden ontworpen door een trio met de drie K 's. Namelijk Michel de Klerk (1884-1923), Piet Kramer (1881-1961) en Hildo Knop (1884-1970). Het meubilair was groot, exclusief en exentriek, bedoeld voor de welgestelde elite. Een beroemd atelier in Amsterdam was 't Woonhuys, de meest extravagante meubelen werden daar aangeboden.
De Haagse school is de naam voor een groep ontwerpers die voor het merendeel in Den Haag woonden en werkten en die zich voornamelijk hebben toegelegd op interieur- en meubelontwerpen. Zij vertegenwoordigen de zakelijke, functionele richting in de Art Deco. Hun meubelen en interieurs werden in de jaren twintig en dertig door velen als zeer modern beschouwd. De functionaliteit van het meubel wordt door de ontwerpers van de Haagse School belangrijker gevonden dan de vorm. Een vorm die zich kenmerkt door eenvoudige, strakke contouren en rechtlijnigheid. De meubelen worden voornamelijk uit inheemse houtsoorten vervaardigd, zoals eiken, essen- of iepenhout, dat blank gelakt, gebeitst of geverfd wordt. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming zijn Cornelis Louis Alons (1892-1967), Frits Spanjaard (1889-1978), Cornelis van der Sluys (1881-1944) en Hendrik Wouda (1885-1946).